Bakkenteelt

Lang voor het ontstaan van de verwarmde kas, teelden de warmoezeniers hun groenten al in zogenaamde broeibakken. Rond 1850 begon de teelt van gewassen in broeibakken op grote schaal op te komen. Eerst in houten bakken, later in betonnen bakken, onder typische Lentse ramen. Het was een slimme vondst; door het natuurlijke broeiproces – waarbij hitte ontstaat zonder gebruik van energie van buitenaf – kon er veel eerder in het seizoen geteeld worden. Zo werd het teeltseizoen kunstmatig verlengd.

Van ‘wat schaft de pot’ naar ‘wat schuift de pot’

In Lent werd in de bakken in eerste instantie groente en fruit geteeld, zoals sla, komkommers en meloenen. Vanaf de helft van de 20e eeuw stonden de bakken vanaf het vroege voorjaar niet meer vol groenten, maar met geraniums, fuchsia’s en begonia’s. De groenten hadden het veld – of eigenlijk de bak – geruimd. Potplanten waren ontzettend populair geworden, dus daar was veel meer geld mee te verdienen. Zo werd Lent na de Tweede Wereldoorlog vooral bekend om haar vele potplantspecialisten. Om een indruk te geven van de verschillende teeltvormen, telen we zowel groenten als potplanten in onze bakken.

De anatomie van de broeibak 

Broeibakken werden aanvankelijk van hout gemaakt, maar later ook van beton. De bakken werden afgedekt met glazen ramen – zogenaamde eenruiters – om de warmte vast te houden. In Lent werden hier trouwens voornamelijk ‘Lentse ramen’ voor gebruikt. Die hadden een specifieke afmeting. Om de bak te luchten, werd een houten klosje op de dorpel van het raam gelegd. Door de specifieke afmetingen van het klosje, kon je in feite kiezen uit drie ventilatiestanden. De broeibakken moesten in koude winters wel extra tegen de kou beschermd worden. Met matten van riet, gerstekaf en soms zelfs met een extra bekisting van hout, kwamen ze ongeschonden de winter door, en konden de tuinders vroeg in het seizoen weer beginnen met telen.

Gratis verwarming

Om broei in de bakken te laten ontstaan, werd een laag verse stalmest (met veel stro) ondergegraven. Bij broei ontstaat warmte, door het vergisten van organisch materiaal, zoals stro, tuinafval of houtsnippers. Dit broeiproces komt helemaal vanzelf op gang, bij de juiste verhouding tussen organisch materiaal, vocht en zuurstof. Heel handig, maar het kan ook best gevaarlijk zijn. De hitte kan zo intens worden, dat het materiaal vlam vat. Zelfs vandaag de dag nog, branden schuren en zelfs hele boerderijen af, door onopgemerkte broeiprocessen in organisch materiaal dat in opslag ligt. Oppassen geblazen dus.

Mag het ietsje meer zijn?

Op een dunne toplaag van teelaarde kon begin januari al gezaaid worden in de broeibak. Zo werd het mogelijk om de oogst veel beter over het jaar te spreiden. Volgens sommige bronnen werd in de tijd van Karel de Grote al gebruik gemaakt van broei bij de groenteteelt. De keizer lustte namelijk ook in de winter wel een blaadje sla bij zijn eten.

Eerst zaaien, dan pas oogsten

Zo’n broeibak ontstaat natuurlijk niet vanzelf. Het uitgraven is veel werk, maar de bak voorzien van verse stalmest is ook een flinke klus. Zo zie je maar weer; voor niets gaat de zon op. Om onze ruggen te sparen, hebben we tegenwoordig slechts één broeibak in gebruik. Zo kunnen we je laten zien hoe je zonder verbruik van externe energie – op wat menskracht na – tóch verwarmd en daarmee redelijk jaarrond kunt telen.

Teelt uit de broeibak

Hier in Lent werden in de bakken, naast slasoorten en dergelijke, vooral komkommers en meloenen geteeld. Telen in bakken was overigens geen puur Lentse aangelegenheid. Om aan te geven hoe groot het telen in bakken was; in 1939 werden in Nederland in totaal 72.612.000 komkommers op de veilingen aangevoerd die in bakken geteeld waren, tegen 8.685.000 kaskomkommers. Wij telen nu nog steeds de Lentse Witte (komkommer) en meloenen. Nog steeds vast onderdeel van onze teelt is de Sempervivum- en Sedumteelt. Vroeger werd dit vooral op daken geplant als bliksemafleider. Tegenwoordig is het weer helemaal in. Niet zozeer als bliksemafleider, maar wel als groene bekleding van platte daken.

De toekomst van de broeibak

Begin 1900 werden de houten bakken vervangen door stenen bakken. Al in 1898 liet de eerste Lentse tuinder verwarming in zijn bakken aanleggen. In diezelfde periode kwam de verwarmde kas in opkomst. Het was duidelijk: externe verwarming werd voor steeds meer tuinders een haalbare én betaalbare kaart. Het natuurlijke proces werd langzaamaan vervangen door een kunstmatig proces. Begrijpelijk, maar ook best wel jammer. De broeibak is en blijft een prachtige uitvinding. Nu circulaire teelt en regeneratief boeren steeds populairder worden, en innovaties zich snel opvolgen, wordt de blik ook steeds vaker verlegd naar de technieken van weleer. Niet alleen wijzelf, maar ook hobbytuinders zien (gelukkig) de charme in van de broeibak. Hebben we je geïnspireerd? Dan hebben we goed nieuws voor je: met onze instructies kun je zelf aan de slag met je eigen broeibak. Pas je wel op met je rug?