Bijen – Duizenden ijverige, nuttige arbeidskrachten

Bijen zijn een belangrijke schakel in het warmoezeniersbedrijf. Voor het telen van fruit en sommige groente is het bestuiven van de bloemen heel belangrijk. Naast het bestuiven van ons fruit en onze groenten maken de bijenvolken in onze bijenstal ook honing. Onze (vrijwillige) imkers verzorgen de bijenvolken en ‘slingeren’ de honing.

Huiselijke bijen én wilde bijen

Naast de bijenvolken die bij ons leven, zijn er ook veel solitaire of wilde bijen actief in onze tuin. Speciaal voor hen hebben we een dode eik omgetoverd tot een groot insectenhotel. Er zijn in Nederland ruim 360 soorten bijen, waar de honingbij er slechts één van is. De rest van de soorten is ‘wild’. Deze bijen maken geen honing, en ze steken ook niet. Je kunt deze bijen trouwens wel een handje helpen, door een bosje rietstengels of een insectenhotel op te hangen in de tuin.

Een eeuwenoude samenwerking

Al duizenden jaren worden er bijen gehouden, voornamelijk voor de honing. Zo hielden de Romeinen bijen in korven, die hoog en uit de wind stonden. Ook zij hadden imkers in dienst die de bijen verzorgden. Ook Karel de Grote liet model-bijenstanden opzetten op landgoederen. In die tijd kon je zelfs je belasting betalen met honing en bijenwas. Pas door de komst van rietsuiker uit de plantages in Amerika, en daarna de suikerbietenteelt dichter bij huis, werd honing langzaamaan verdrongen als belangrijkste zoetstof.

Voor wat hoort wat

Bijen zijn natuurlijk niet bewust bloemen aan het bestuiven, maar vervullen zonder dat ze het weten wel een ontzettend belangrijke rol in ons ecosysteem. Bijen kunnen echter ook niet zonder bloemen. Ze verzamelen de nectar van bloemen en zetten dit om in honing. Deze honing is hun voedselvoorraad voor de winter, dus zonder bloemen zouden ze verhongeren.  De mens – maar ook andere dieren – hebben geleerd dat honing energierijk en vooral erg lekker voedsel is. De mens deed daar nog een schepje bovenop, door niet alleen de honing zelf, maar ook het systeem van bestuiving door bijen in zijn voordeel te laten werken. Het houden van bijen werd in de oudheid al gedaan. Honing was namelijk verreweg de belangrijkste zoetstof. In de Romeinse tijd waren er al imkers en stalletjes waar de bijenkorven in stonden. In de middeleeuwen waren honing en bijenwas zelfs een betaalmiddel.

Natuurlijke balans

In de tijd waarin de warmoezeniers actief waren, speelden imkers – net als tegenwoordig – een actieve rol bij de bestuiving van de bloesem van bomen en struiken. Op deze manier zorgden ze ervoor dat de telers een zo groot mogelijke oogst hadden. Deze natuurlijke balans is ontzettend nuttig, maar niet alleen vandaag de dag, maar ook in het verleden is gebleken dat deze balans snel verstoord raakte. Het schijnt dat en in 1935 bij de bessenteelt in Lent veelvuldig gebruik is gemaakt van bestrijdingsmiddelen. Helaas stierven toen ontzettend veel bijenvolken. al bijna honderd jaar geleden was het vernietigende effect van bestrijdingsmiddelen op bijen dus al bekend.

We waren er al erg vroeg bij

Al duizenden jaren worden er bijen gehouden. Zo hielden de Romeinen bijen in korven, die op speciaal ingerichte plekken hoog en uit de wind stonden. Zij hadden werknemers in dienst die de bijen verzorgden, zogenaamde imkers. Ook Karel de Grote liet model-bijenstanden opzetten op landgoederen en liet ze – net als de Romeinen voor hem – door imkers beheren. Hij bepaalde daarnaast dat elk landgoed moest beschikken over een imker en een brouwer van ‘mede’ (honingwijn).In die tijd kon je zelfs je belasting betalen met honing en bijenwas. Pas door de komst van rietsuiker uit de plantages in Amerika, en daarna de suikerbietenteelt dichter bij huis, werd de honing langzaamaan verdrongen als belangrijkste zoetstof.

Het huishouden van de bij

Honingbijen wonen in grote groepen (volken) in korven, of wanneer ze gehouden worden, in bijenkasten. Eén bijenvolk kan bestaan uit wel 42.500 bijen. Het grootste deel daarvan bestaat uit duizenden werksters. Daarnaast is er één enkele koningin, en tot slot zijn er nog de darren (de mannetjes). De darren zorgen voor de bevruchting van de koningin, zodat deze eitjes kan leggen. De koningin is de grootste van de drie typen bijen in een volk, en mede door haar formaat goed herkenbaar. De werksters verzorgen de koningin en haar larven. Zij verzamelen ook het voedsel. Als je een bij ziet vliegen, is het vrijwel altijd een werkster. Zij zijn de enigen die regelmatig de bijenkast in- en uitvliegen. Eén keer in het jaar komt er een koningin uit een eitje. Als dat gebeurt, neemt de oude koningin een deel van de werksters mee en gaat zwermen. Als deze groep door een imker gevangen wordt, kan er weer een nieuwe kast bevolkt worden.

Een zoete beloning

Het houden van bijen kun je zien als een overeenkomst, waar beide partijen beter van kunnen worden. Wanneer je bijen houdt voor de honing, is het erg belangrijk is dat je ze in de nazomer voldoende extra voeding geeft, zoals suikerwater. Zo kunnen de bijen naast honing voor jou, ook een wintervoorraad aan voedsel voor zichzelf aanleggen. De bijen slaan hun honing op in kleine kamertjes in de honingraat. Met een honingslinger haal je de honing uit de raten. Deze honing is heerlijk om zo op te eten of te verwerken in gerechten. De ene honing is trouwens de andere niet; elke bloem heeft nectar met een andere samenstelling. Een bij verwerkt naast nectar ook fruitsap en andere zoetigheden uit de natuur. Honing kent daarom verschillende varianten, elk met een andere smaak en kleur.

Een koningin zonder adellijke komaf

De koningin en werksters zijn vrouwtjes, en worden geboren uit bevruchte eitjes. Alleen de koningin kan zelf ook weer bevruchte eitjes leggen. De werkbijen maken voor de aanstaande koninginnen speciale cellen (moerdoppen, ook wel genaamd koninginnencellen). Een koningin krijgt als larf zogenaamde koninginnengelei gevoerd, een speciaal voedersap. Als er onverwachts iets met de koningin gebeurt, kan het volk ook een nieuwe koningin maken uit een larf van een bevrucht eitje in een gewone cel. Die cel wordt dan snel achteraf aangepast (tot een zogeheten redcel).

Eén met het volk

De koningin is essentieel voor het voortbestaan van het bijenvolk. Zij is de enige die bevruchte eitjes kan leggen. Zij scheidt daarnaast een feromoon af (de koninginnenstof) dat van belang is voor verschillende processen binnen het volk. Doorgaans wordt een koningin zo’n 5 jaar oud, maar er kan natuurlijk vanalles gebeuren. Zodra er iets misgaat met de koningen, dan heeft dat effect op het hele volk. Zo kan het voorkomen dat je alleen nog maar onbevruchte eitjes legt, of dat ze sterft. Als dat gebeurt, kunnen één of meerdere werksters eitjes gaan leggen. Normaliter houdt de koninginnenstof dat tegen.

Buiten de deur etende mannetjes

Darren worden geboren uit onbevruchte eitjes. Ze zijn vooral geïnteresseerd in jonge, onbevruchte koninginnen, maar ook in een veilige, warme verblijfsplaats. Dat kan bij het bijenvolk waarin ze geboren zijn, maar het mag ook best een hele andere zijn, daar zijn ze doorgaans ook welkom. De dar gaat er dus ook wel eens op uit en ze kunnen daarbij behoorlijke afstanden afleggen. Per vlucht soms wel zeven kilometer. Dat is wel zo handig, want het voorkomt inteelt. Met zo’n actieradius kan het genetisch materiaal flink verspreid worden. Het klinkt alsof de darren een goed leven hebben, maar daar komt aan het eind van de herfst een abrupt einde aan. De darren overwinteren namelijk niet. Aan het eind van de herfst worden ze uit de bijenvolken geweerd. Die periode draagt de lugubere naam ‘darrenslacht’.

Bezige vrouwtjes

De werksters zijn de aanpakkers van het bijenvolk. Zij zorgen onder andere voor het voedsel. Als een werkbij eten verzamelt, komt ze doorgaans niet verder dan drie kilometer ver. Als ze succesvol terugkeert, Laat ze andere bijen weten waar ze iets gevonden heeft, door het te laten proeven en door de zogenaamde bijendans uit te voeren. De werkster zorgt niet alleen voor het eten, maar ook voor de bouw van het nest, de larven en de koningin. Werken is gezond, maar de werkster werkt zich haast letterlijk dood. Vanaf het moment van het leggen van het ei, tot de dood van de werkbij die eruit kruipt, liggen in de zomermaanden maar negen weken. Het duurt drie weken voor een werkbij uit de cel kruipt, daarna heeft ze die weken binnendienst, en vervolgens drie weken buitendienst. In de zwermtijd leven de werksters nóg korter, vaak maar drie weken in plaats van zes, nadat ze uit de cel kruipen. In die tijd moeten ze ontzettend hard werken: er moet een broednest gemaakt worden, en er moeten voorraden aangelegd worden, om de zwerm(en) én de achterblijvende, jonge koningin een zo groot mogelijke overlevingskans te geven. Aan het eind van de zomer worden echter steeds minder eitjes gelegd, waardoor er ook steeds minder bijen hoeven te worden gevoed. Hierdoor houden de bijen meer reserves over, en leven ze in de winter veel langer. Soms worden ze wel zes maanden oud.

Samen sta je sterker

Als het buiten kouder wordt dan 8 graden, kruipen de bijen dichter bij elkaar, in de zogenaamde wintertros. Zo houden ze gezamenlijk de temperatuur op 20 graden. Als brandstof voor het verwarmen gebruiken ze uiteraard de voorraad opgeslagen honing. Alle moeite ten spijt, sterven er in de winter meer bijen dan dat er nieuwe bijkomen. Het volk wordt dus steeds kleiner. Pas rond één april worden er dagelijks weer evenveel bijen geboren als dat er winterbijen doodgaan. Die groei neemt op een gegeven moment zo hard toe, dat het volk in mei of juni weer klaar is om zich op te delen in meerdere, nieuwe volken. Dat zwermen gebeurt van nature elk jaar nij een honingbijenvolk. De oude koningin vertrekt eerst,  met een gedeelte van het volk. Daarna vertrekken één (of meerdere) jonge koninginnen met hun eigen deel van het volk. Om een nieuw volk te stichten, moeten die jonge koninginnen nog wel bevrucht worden. Dit heet heel toepasselijk ‘de bruidsvlucht’.