De voortuin

De boerderij van de Warmoes is tijdens WO2 volledig afgebrand. Pas in de jaren 50 is deze weer opgebouwd. Om de sfeer van de tuin aan te laten sluiten bij het gebouw en de historische functie van de Warmoes, hebben we ons bij de indeling en plantkeuze laten inspireren door boerensiertuinen uit de Betuwe van rond de jaren 50. Daarnaast willen we alle bewoners in onze buurt en bezoekers van verder weg inspireren en helpen bij het kiezen van een geschikte siertuininrichting.

Een goed voorbeeld doet volgen

Door te kiezen voor weinig bestrating en veel verschillende planten en struiken in onze tuin, helpen we mee aan hittebestrijding in warme zomers, maar ook aan waterberging. Een ander belangrijk argument voor het spaarzaam bestraten en het rijkelijk beplanten, is om de biodiversiteit te stimuleren. We vinden het belangrijk om een mooie, aantrekkelijke omgeving te creëren voor onze bijenvolken en andere dieren die graag in tuinen rondscharrelen. In het kader van project ‘Steenbreek’ van gemeente Nijmegen, is onze tuin een voorbeeldtuin geworden. Steenbreek probeert bewoners te motiveren en te inspireren om minder stenen in hun tuin te gebruiken.

Geïnspireerd geraakt?

Wil je thuis ook kunnen genieten van al dit moois? Dat komt goed uit, want de meeste plantjes uit onze inspiratietuin verkopen we ook. Daarnaast kan je bij ons ook biologische potgrond kopen, dus kun je meteen aan de slag.

Van functioneel naar decoratief
Vroeger werd de voortuin van het warmoezeniersbedrijf vooral gebruikt voor het telen van groente, fruit en kruiden voor eigen gebruik. Pas veel later kon de tuin – door de toenemende

welvaart – voornamelijk voor de sier gebruikt worden. Dat gebeurde vooral in de periode na de Tweede Wereldoorlog. Door de komst van de supermarkt werd de zelfvoorzienende functie van de voortuin een stuk minder belangrijk.

Een veelzeggende voortuin
Traditionele boerentuinen, zoals ze tot enkele decennia geleden nog veelvuldig op het platteland voorkwamen, zijn nu zeer zeldzaam geworden. De voortuin vertelde iets over de bewoners, bijvoorbeeld welke status men had. De meeste boerentuinen waren eenvoudig en doelmatig; vaak straalden zij harmonie en evenwicht uit. Een boerentuin werd vrijwel altijd omringd door een heg, hek of sloot. De tuin werd doorgaans door de boerin onderhouden, hier kwam geen tuinarchitect aan te pas.

Onderhoudsarm, en tóch goed voor de leefomgeving
Om ervoor te zorgen dat een steenarme – of zelfs steenvrije – tuin onderhoudsvriendelijk blijft, hebben we bij het inrichten van onze tuin gekozen voor onderhoudsarme planten, waar iedereen makkelijk mee uit de voeten kan. Het merendeel van de beplanting is ‘vast’, maar we hebben natuurlijk ook wat ruimte voor de ‘éénjarige’ begroeiing, voor de mensen die het leuk vinden om wat afwisseling te hebben, en het juist wél lekker vinden om in de tuin te werken. Bij zoveel mogelijk soorten die in onze tuin staan, vermelden we de naam van de plant en de voorkeur voor een standplaats, zodat meteen duidelijk is of de soort wel of niet past in je eigen tuin.

Luxe, luxer, luxest
De grotere siertuinen van rond de jaren vijftig waren geïnspireerd op de zogenaamde Renaissancetuinen. Varianten van deze tuinsoort deden voor het eerst hun intrede bij kastelen en landgoederen, maar hierna volgden al snel de welgestelde boeren in de Betuwe, het Rivierengebied en de noordrand van de Veluwe. Deze specifieke tuinen zijn geometrisch van vorm, vaak ingedeeld in vierkanten of rechthoeken, Ook door buxusheggen omgeven bedden in de vorm van een cirkel, halvemaan en vergelijkbare vormen kwamen veel voor. De paden werden bekleed met grind of schelpen, heggen/hagen/leibomen werden strak gesnoeid, bomen en struiken plantte men in rijen, en buxusstruiken werden in figuren geknipt. En waar je ook keek; in de tuin was de symmetrie altijd duidelijk zichtbaar.

Populaire plantjes in de warmoezenierstuin
Soorten als monnikskappen, pioenrozen en phloxen deden het altijd goed in de boerentuin. Vaste planten kreeg men cadeau, of werden geruild met buren. Bollen en knollen waren een eenmalige aankoop: tulpen, dahlia’s, gladiolen en begonia’s. De narcis en het sneeuwklokje kwamen op bijna ieder erf voor. Achter op het erf stonden de zogenaamde ‘wilde bloemen’. Men liet de wilde soorten gewoon staan op de verloren hoekjes van het erf. Koekoeksbloemen langs de slootkant, fluitekruid naast het pad en hondsdraf of wilde viooltjes onder de hagen. Verspreid over het erf stond ook vaak de stinkende gouwe, of de nu verdwenen brave Hendrik. Nog een paar voorbeelden van soorten die doorgaans gedoogd werden op het erf: toortsen en teunisbloemen, lookzonder-look, dolle kervel, stinkende ballote, boerenwormkruid en klis.